Kapitel 8 – Hoofdstuk 8
1 maart 2023
De zuster heeft heel lief de bedden naast elkaar geschoven. Henk slaapt, ik kan niet slapen. Vanuit het slaapkamerraam hebben we uitzicht over Münster. Ik zie de maan en heel veel sterren. Straks straalt ons kindje ook aan deze hemel. De tranen springen in mijn ogen. Door een waas van tranen zie ik 1 ster helder stralen. Kinderen die tijdens de zwangerschap of rondom de bevalling komen te overlijden, noemen ze een sterrenkind. Deze kinderen staan als een ster aan de hemel. Ik geloofde er niet in, maar vanaf nu wel.
Ik zie enorm op tegen de bevalling. Puur om de reden dat ik dit niet wil en ik geen idee heb wat ik kan verwachten. Ik weet niet wanneer de bevalling gaat starten en hoelang de bevalling gaat duren. Ik weet niet wanneer de weeën starten en of ik de weeën aan kan. De pijn kan ik die wegpuffen? Ik weet niet of ik mentaal opgewassen ben tegen dit moment.
Gistermiddag heb ik het eerste pilletje gekregen. Dit pilletje krijg ik om de drie uur en wekt de weeën op. De verwachting was dat ik afgelopen nacht zou bevallen. Maar er gebeurde niks. Alleen mijn darm kwam in actie. Vreselijk. Ik moet dus iedere keer op een po naar het toilet. Ze zijn bang dat het kindje in het toilet valt. ‘Probeer maar even te slapen’, fluisterde de nachtzuster. Het is mij niet gelukt. Mijn hoofd draaide overuren.
De weeën beginnen.
Om 12 uur begon ik ein-de-lijk weeën te voelen. Ze kwamen direct al regelmatig, maar nog niet sterk. Ik vroeg de verpleegkundige om pijnstilling. De arts en verpleegkundigen hebben mij allemaal op het hart gedrukt dat ik absoluut geen pijn hoef te hebben. Er staat een heel assortiment aan pijnstilling voor mij klaar. Ik koos voor een infuus met paracetamol.
De arts vraagt mij of ik wil dat ze mij toucheert. Ja, ik wil weten hoever ik ben. De moedermond staat nog. Wel 1cm ontsluiting. Waarschijnlijk heb ik maar 5cm nodig om te bevallen. De arts legt uit dat ik waarschijnlijk niet zal voelen als de vliezen breken, omdat er geen vruchtwater meer in de baarmoeder zit. Wanneer ik druk naar beneden voel, moet ik mij direct melden.
Om 12.30 uur worden de weeën pittiger en moet ik ze echt weg puffen. De verpleegkundige brengt mij een sterkere pijnmedicatie. Dit middel is fantastisch. Ik krijg een licht gevoel in mijn hoofd en alle pijn is weg. Ik voel wel de golfbewegingen van de weeën, maar niet de pijn. Na een halfuur is het infuus doorgelopen en draait de hele kamer. Ik kan mij niet meer focussen op 1 punt. Dit is een bijwerking van de pijnstilling. Ik heb het ervoor over.
Ik krijg een licht gevoel in mijn hoofd en alle pijn is weg.
Ik voel druk.
Om 13.10 uur vraagt de arts of ik al druk voel. Van tevoren hadden we afgesproken dat ik op de kraamafdeling zou bevallen. Op die afdeling zijn ze ingespeeld op geboortes. Daar is alle kennis, materiaal en ervaring. Zolang ik geen druk voel, is er nog geen haast om mij naar die afdeling te verplaatsen. De weeën zijn er immers ook nog niet zo lang. En ik voel nog steeds geen druk. Zodra ze de kamer verlaat, voel ik ineens wel druk. Alsof ik enorm nodig moet plassen. Ook voel ik iets uit mijn baarmoeder glijden. De arts spoedt zich weer terug naar mijn kamer. ‘Ik voel een armpje’, zegt ze. Ze voelt ons kindje. Ons kindje dat ik de hele nacht niet meer heb gevoeld. Ik barst in tranen uit.
‘Ik voel een armpje’, zegt ze.
Ik mag op deze afdeling bevallen. Ze roept de verloskundige op. Wanneer ik een wee heb, mag ik druk geven. Maar de weeën zijn weg. Het kindje heeft de baarmoeder al verlaten. Mijn lichaam denkt dat het klaar is. Weeën zijn niet meer nodig. De verloskundige die ook ineens naast mijn bed staat, zegt dat ik druk mag geven wanneer ik er klaar voor ben. ‘Jullie kindje zal dan geboren worden’, bereidt ze ons voor. Henk houdt mijn hand vast. We kijken elkaar kort aan en dan geef ik druk. Ik voel ons kindje geboren worden.
De geboorte.
‘Hoe laat is het?’, vraagt de verloskundige. Er hangt geen klok in de kamer. Ik kijk op mijn mobiel. ‘Het is 13.24 uur’, antwoord ik. ‘Jullie kindje is om 13.24 uur geboren. Willen de moeder en vader het kindje vasthouden?’, vraagt de verpleegkundige. Huilend knik ik overtuigend ja. Henk staat naast mij en bewondert samen met mij ons kindje. Met dat ik ons kindje vasthoud word ik overspoeld door emoties. Ik wist niet dat dit gevoel bestond, maar het bestaat en het is er. Ik voel enorm veel liefde voor dit prachtige, lieve, dappere mensje. Al snel besef ik dat ik deze liefde nooit kan geven. Dit gevoel doet zeer. Heel zeer.
Ik wist niet dat dit gevoel bestond, maar het bestaat en het is er.
Ze kunnen nog niet duidelijk zien of het een meisje of een jongetje is. Maar dat maakt ons niks uit. Daar waren we op voorbereid. Voor de rest zit alles erop en eraan. Het is echt een mensje. Een mensje van 175 gram en met een lengte van 20 centimeter. De huid is rood en glazig. Ondanks dat we duidelijk kunnen zien dat het kindje niet gezond is, is het prachtig. Het is prachtig en van ons. Het is ons tweede kindje dat ik vasthoud. Wij zijn ontzettend trots. Trots dat we voor de tweede keer ouders zijn geworden.
Na (de) geboorte.
De verloskundige maakt foto’s van ons kindje. Deze foto’s krijgen we mee naar huis. Ook het engeltje waarmee het kindje op de foto staat, mogen we mee naar huis nemen. Voordat we naar huis mogen, moet ik eerst nog onder narcose. De placenta is wel vlot na de geboorte van het kindje meegekomen, maar waarschijnlijk zullen er nog resten in de baarmoeder zitten. Deze resten moeten eruit gehaald worden.
Na de narcose moet ik vier uur ter observatie blijven. Dit worden meer dan vier uur, omdat de bloedwaarden nog niet binnen zijn. Tijdens de operatie heb ik veel bloed verloren. Ik mag pas naar huis wanneer de bloedwaarden weer goed zijn. Om 22.00 uur krijgen wij het sein brandmeester.
We verlaten het ziekenhuis en laten daar ons kindje achter. Ik voel mij leeg, ik heb overal pijn en kan niet meer nadenken. Ik kijk naar boven. Er is weer een prachtige sterrenhemel en de maan is bijna vol. Ik zie meer sterren dan gisteren.
No Comments